De Stijl 58

De Stijl 58, genoemd naar het jaar van de Wereldtentoonstelling, geeft het functionalisme een menselijker gelaat door decoratieve vormen te introduceren. Deze frisse en fantasierijke stroming ontwikkelt zich zowel in het design en in de kunst als in de architectuur.

De vrolijke kleuren weerspiegelen het alomtegenwoordige optimisme, en de vormen zijn levendig: zuilen in V-vorm, luifels in petvorm, klinken in boemerangvorm. Deze efemere stijl – hij verdween al rond 1963 – gaf het modernisme een onmiskenbare verleidelijkheid.

De Stijl 58 ontstond in feite al verscheidene jaren vóór de tentoonstelling waaraan hij zijn naam dankt, zoals blijkt uit deze verrassende woning die architect Jacques Dupuis in 1955 ontwierp.

Toen de Stijl 58 aan het einde van de jaren 1950 opgang maakt, bestempelen de avant-gardearchitecten hem als een ordinaire vorm van decoratie. Zo staat in het tijdschrift Architecture van 1962 over deze typische villa in Stijl 58 te lezen dat hij een vertegenwoordiger is van de zin voor effect en het uiterlijk vertoon: alles is gemaakt in dezelfde trant en getuigt van effectbejag met betwistbare middelen. Een van onze meesters zei niet zonder enig sarcasme: wanneer uw constructie goed is, toon ze; wanneer ze slecht is, versier ze.

Gelegen tussen twee huizen valt de Mirano op door zijn grote betonnen luifel onder een hoge lichtreclame. Neonlijnen convergeren naar de ingang, als om de bezoeker de weg te wijzen.

Het ontwerp voor de garage van de firma Mabille die aan het begin van het jaar 1958 werd ontworpen, geeft blijk van evenveel durf als de paviljoenen van de Expo. Om technische redenen werden de twee immense bogen die de twee gebouwen moesten verbinden nooit uitgevoerd.
Het modernisme van deze tijd verschilt al evenzeer van het modernisme van 1930 als de luipaard van de driehoornige neushoorn. Het massieve en puriteinse karakter heeft plaatsgemaakt voor lichtere structuren, soepeler ritmes, genuanceerder kleuren. […] De huidige generatie kiest in haar composities opnieuw voor de lijn die voorheen als schandelijk werd bestempeld, de voorheen verguisde kleur, het geschikte decoratieve element […]. Kortom, de dichters hebben het gehaald op de moraalridders. […] En er is opnieuw sfeer. (La Maison, nr. 9, 1961).